donderdag 18 november 2010

Zeldzame varens gevonden in het Purmerbos

Ruim een jaar  geleden zijn in het Purmerbos Tongvarens en  Zachte naaldvarens gevonden. Beide soorten zijn zeldzaam en stellen hoge eisen aan hun biotoop. De vondsten zijn opmerkelijk omdat het Purmerbos niet erg aan die eisen lijkt te voldoen.

De meeste waarnemingen van Tongvaren (Asplenium scolopendrium) en Zachte naaldvaren (Polystichum setiferum) zijn gedaan in oudere steden. De planten gedijen vooral op een kalkrijke ondergrond. In stedelijk milieu groeien deze soorten vooral op muren en grachtwanden. In Zuid Limburg komt Tongvaren op enkele plekken ook terrestrisch (op de grond) voor. Dat was in ons land verder vrijwel alleen uit de Flevolandse bossen bekend, waar ze zeer nadrukkelijk greppelwanden prefereren. Sinds kort zijn zowel Tongvaren als Zachte naaldvaren echter ook op andere plaatsen terrestrisch groeiend aangetroffen. Zachte naaldvaren in Rotterdam op kalkrijke grond in het Kralingerbos, in Twente en in Amsterdam; Tongvaren in Het Kralingerbos, in Drenthe en Twente. Ook voor Rotterdam wordt nadrukkelijk het voorkomen aan greppelwanden genoem 
 

Tongvaren (Asplenium scolopendrium) foto Koos Ballintijn

De hierboven geschetste groeiplaatsen wijken nogal af van die in het Purmerbos. Dit bos is een 250 ha groot kleibos, dat in de periode 1986-1990 in de Purmer werd aangeplant. De bodem in het beboste deel van de Purmer bestaat uit kalkarme klei. Het gebied is eeuwenlang landbouwkundig in gebruik geweest. Tongvaren en Zachte naaldvaren groeien hier terrestrisch in een zeer open en ruig populierenbos, maar komen ook voor in zwaar beschaduwd bos. Tot nu toe zijn de soorten niet aan greppelwanden in bospercelen aangetroffen. Van Tongvaren werden vier groeiplaatsen gevonden; van Zachte naaldvaren twee. In al die situaties ging het steeds maar om een grote plant, zodat het erop lijkt dat lokale dispersie niet is opgetreden. Een groot deel van het bos moet echter nog onderzocht worden en het blijft dus spannend.

Tekst Koos Ballintijn, FLORON

Bestand:Dryopteris affinis1.jpg
Geschubde mannetjevaren(Dryopterisaffinis ssp)
Het is inmiddels een jaar verder en er is dan ook ondertussen volop verder onderzoek verricht. Er zijn dan ook nieuwe ontdekkingen gedaan. In het Purmerbos zijn veel meer plekken met Tongvaren ontdekt en het blijkt dat ook de geschubde mannetjesvaren in het bos een groeiplaats heeft veroverd.



                                         

zondag 14 november 2010

Een bosmuis lust af en toe wel een varentje

De Europese bosmuis heeft een bijzondere interesse voor varens.
Volgens wetenschappers dienden varens ooit als hoofdvoedsel voor de herbivoren
onder de al lange tijd uitgestorven dinosaurussen.
Maar de Europese bosmuis kan er ook wat van.


Europese bosmuis (Apodemus sylvaticus)
Van de bosmuis is gebleken dat deze met regelmaat plantendelen met sporen van inheemse Europese varens verorbert. Echter, het komt maar zelden voor dat hedendaagse gewervelde dieren varens als voedsel gebruiken. Varens bevatten namelijk bepaalde giftige en chemische stoffen.

In de tijd van de dinosauriërs bedekte deze plantengroep massaal het aardoppervlak en varens waren dé lekkernij voor de Sauropoden, zoals bijvoorbeeld de Diplodocus een planteneter met een lange nek. Hun hoofdvoedsel bestond uit varens.
In het verleden heeft men wel vaker gedacht dat varens een belangrijke rol gespeeld hebben in de voeding van de dinosaurussen, wat in het bijzonder gebleken is bij voornamelijk de grote sauropoden, waarvan zoals al gezegd de Diplodocus een goed voorbeeld is.

Heden ten dage is wel bekend dat ongewervelde dieren zoals bepaalde insecten tot op zekere hoogte varens consumeren. Van maar weinig gewervelde soorten is bekend dat ze regelmaat varens als voedsel tot zich nemen.

Een internationaal team van onderzoekers onder leiding van mevrouw Marisa Arosa van de Universiteit van Coimbra in Portugal werd erg nieuwsgierig nadat ze knaagsporen had aangetroffen op de fertiele veren van een zeldzame varensoort Culcita macrocarpa. Deze varensoort is het enige inheemse lid van een familie van varens uit de groep Dicksoniaceae in Europa.

Culcita macrocarpa
                                               
Zij deed dit onderzoek om te achterhalen welke “boosdoener” de vraatschade aan deze varens aanrichtte. Culcita macrocarpa heeft enkele groeiplaatsen in het deelgebied Galicië, het noordwesten van Spanje.

Mevrouw Arosa had al eerder onderzoek gedaan hoe o.a. de Azoren goudvink de sporen van vier soorten varens tot zich neemt.

Azoren goudvink (Pyrrhula murina)
Van slechts twee gewervelde dieren, de Azoren goudvink (Pyrrhula murina) en de korte staart vleermuis (Mystaina tuberculata), was eerder bekend was dat ze zich voeden met varensporen.

De korte staart vleermuis (Mystaina tuberculata)
De onderzoekers kozen een groeiplaats met varens waarvan meerdere veren met sporen waren aangeknaagd of verdwenen en legden katoenen lappen onder de planten om uitwerpselen te verzamelen.
Analyse van de zo verzamelde uitwerpselen bleken van de Europese bosmuis (Apodemus sylvaticus) te zijn. In de uitwerpselen werden restanten van varens gevonden.

Het grootste deel van de opgegeten veren met sporen blijken in de muizenmaag verteerd te worden, een klein deel blijft onverteerd in de uitwerpselen achter. Het zou zomaar kunnen zijn dat bosmuizen hiermee hun steentje bijdragen aan de verspreiding van varensporen en zo een bijdrage leveren aan varenvermeerdering.

Ook is gebleken dat de muizen heel kieskeurig waren. Ze eten alleen de fertiele veren of delen van de varen en alleen gedurende  de wintertijd in de maanden december tot februari, wanneer er weinig ander voedsel te vinden is.

Varensporen blijken rijk aan calorieën, vetten en eiwitten, ze zijn daarmee een vitale voedingsbronbron van energie voor de bosmuizen in wintertijd,
Aan het eten van varens door dieren wordt zelden gedacht vanwege het bevatten van bepaalde fytochemicaliën waardoor ze o.a. moeilijk te verteren zouden zijn.

Er is echter weinig bekend over de vraag over giftigheid van bepaalde stoffen in de gehele varenplant. Misschien dat er maar weinig giftige stoffen in sporen voorkomen en dat kan verklaren waarom de kleine bosmuizen er geen schade van ondervinden.

De ontdekking van het eten van varens door bosmuizen is gepubliceerd in het tijdschrift Mammalian Biology.