Het Stenen Hoofd is nu een onbekend deel van de Amsterdamse haven. Bij botanici staat de kade bekend om haar bijzondere muurvegetaties. Hier, tussen de basaltblokken van de kademuren, groeien veel varens en andere muurplanten. Maar het heel bijzondere is wel de hoeveelheid verschillende soorten varens die daar voorkomen: Asplenium adiantum nigrum (zwartsteel), Asplenium trichomanes (steenbreekvaren), Asplenium scolopendrium (tongvaren), Polypodium vulgare (de gewone eikvaren) Polypodium interjectum (brede eikvaren), Dryopteris carthusiana (smalle stekelvaren), Dryopteris felix mas (mannetjesvaren), Athyrium filix femina (wijfjesvaren) en een wel heel bijzondere soort Asplenium ceterach (schubvaren).
Asplenium ceterach, schubvaren
De schubvaren is vooral bekend van Zuid-Engeland en niet te vergeten Zuid Frankrijk, waar hij op menig oude stenengestapelde omheiningmuur groeit. In beide landen komen van oorsprong heel wat stapelmuren voor. Ze dienden ter afscheiding van weiland en ander terrein. Meestal groeit hij daar in aanwezigheid van steenbreekvarens (Asplenium trichomanes).
In Nederland is de schubvaren altijd al een zeer zeldzame maar ook bedreigde varensoort geweest. Buiten Amsterdam zijn er nog maar drie plekken waar deze varen zich blijvend heeft kunnen handhaven. In 1948 werd hij voor het eerst in Nederland aangetroffen in het Zuid-Limburgse Eckelrade. Daar is hij nog steeds te vinden. Ook heeft hij zich blijvend gevestigd in Nijmegen en nog niet lang geleden in Den Haag. Af en toe zijn er meldingen van andere muren, maar die betreffen doorgaans een enkel exemplaar, dat het maar korte tijd uithoudt.
Maar de overige varens mogen er ook wezen! De steenbreekvaren groeit tegenwoordig op veel Amsterdamse muren, vaak in de ramzone van sluizen, waar geschutte schepen soms in aanvaring komen met de walkant. De plant bestaat uit een rozet van zwarte stengels met rijen ronde groene blaadjes.
Luchtfoto van het Stenen Hoofd
Nauw verwant is de muurvaren (Asplenium ruta muraria), een piepklein varentje dat in polletjes groeit, met groene bladstelen met fijn verdeeld blad. Het blad heeft wat eironde bladsegmenten. De veel zeldzamere zwartsteel (Asplenium adiantum nigrum) lijkt op een grote muurvaren met grotendeels zwarte bladsteel en driehoekige bladsegmenten. De tongvaren (Asplenium scolopendrium) heeft ongedeelde bladeren van wel een decimeter lang, ossentongvormig, met aan de onderkant aan weerszijden van de hoofdnerf een rij afstaande streepvormige sporangiënhoopjes.
Varens planten zich namelijk voort door middel van sporen, die in sporendoosjes worden gevormd. Die sporangiën zijn bij de streepvarens, waartoe schub-, steenbreek-, muur-, zwartsteel- en tongvaren behoren, gerangschikt in streepvormige hoopjes, die je aan de onderkant van oudere bladeren kunt waarnemen.
Eikvarens (Polypodium) hebben een heel ander bladvorm. Net diep ingesneden eikenloof, waar ze hun naam aan waarschijnlijk aan te danken hebben. Onder de bladslippen zitten rijen ronde sporangiënhoopjes. Stekel-, mannetjes- en wijfjesvaren zijn lastiger om uit elkaar te houden. Alle drie hebben ze driehoekige veren van meermalen gedeelde blaadjes. Varenkenners zien wel met één oogopslag de verschillen in de veren; die van de stekelvaren het grofst, van de wijfjesvaren als kantwerk zo fijn zijn en die van de mannetjesvaren ertussenin. Het best zijn deze soorten te onderscheiden aan hun sporangiënhoopjes, maar dat moet je zelf eens gezien hebben, want het verschil is lastig uit te leggen.
Tussen de basaltblokken komt ook een enkele paardebloem voor, maar werkelijk opvallend is het bezemkruiskruid met een overvloed van goudgele bloemhoofdjes. Dat is een nieuweling, die van oorsprong thuishoort in Zuid-Afrika en in korte tijd heel West-Europa heeft weten te veroveren. Deze composiet groeit met name langs spoorlijnen en op rivieroevers.
Kade en waterlijn
Alleen al vanwege het voorkomen van de schubvaren is het Stenen Hoofd van nationaal belang. Ook van de overige muurplanten is die kade een van de rijkste groeiplaatsen in ons land. De gemeente Amsterdam heeft meermalen toegezegd de muurvegetatie van het Stenen Hoofd in de plannen voor het Westerdokseiland te betrekken. Beter zou zijn om het Stenen Hoofd tot muurplantenreservaat te bestemmen. Het idee daarbij is om bij een eventuele herinrichting of een andere vorm van in gebruik nemen, de basaltkademuren ongemoeid te laten. Echter wel voor het publiek zichtbaar te houden.
Bij het herstel van kademuren heeft de gemeente Amsterdam haar bijzondere muurvegetaties jarenlang te weinig willen ontzien; in steden als Utrecht en Maastricht wordt al veel langer behoedzamer met daar voorkomende muurplanten omgesprongen. In Utrecht werden bij restauraties hele stukken muur met planten en al bewaard en na herstel werden deze stukken in zijn geheel weer ingemetseld. Het is te hopen dat bij eventuele verdere aanbesteding op het Stenen Hoofd de varenpopulatie kan worden gehandhaafd zodat dit stukje unieke varenkade behouden blijft.
Bron: diverse publicaties